Onder parachute

Canopy control

Nadat je je ripcord hebt getrokken duurt het nog zo’n 3 a 4 seconden voordat je koepel (canopy) zich begint te ontvouwen. Dan ga je controleren of je een goede koepel hebt. Als dat niet zo is probeer je dat te herstellen, en als dat niet lukt blijft er niets anders over dan de reserveprocedure.

Reserveprocedure

De noodprocedure wordt door de parachutist uitgevoerd als tijdens de val de hoofdparachute niet bruikbaar blijkt, bv. doordat hij zich niet ontvouwt (een streamer). De reserveprocedure bestaat eruit dat de hoofdparachute wordt afgeworpen en de reserveparachute geopend wordt.

Twist

Als na de opening van de parachute de parachutist gedraaid onder de parachute hangt, dus als de lijnen onder de parachute om elkaar heen gedraaid zijn, dan spreekt men van een ’twist’. Een twist is eenvoudig te verhelpen door de risers uit elkaar te drukken en een fietsende beweging te maken, zodat je tegen de draai van de lijnen indraait. Totdat de draai eruit is, natuurlijk!

Stall

Als de stuurlijnen vol worden ingetrokken wordt de koepel (gedeeltelijk) verticaal getrokken. Dit heeft als effect dat er maximale remming wordt bereikt, waar dan bijna de volledige verticale remming wordt ingeleverd. Bij het begin van deze overgang hang je even volledig stil, vandaar de term stall. Na dit korte moment ga je als een baksteen naar beneden.

Remmen

Het is mogelijk de voorwaartse snelheid van de parachute ten opzichte van de lucht te verminderen, te remmen. Dit doe je door de stuurlijnen symmetrisch naar beneden te trekken.

Volle rem

Uw twee stuurlijnen maar half aantrekken, met als resultaat dat je niet meer vooruit vliegt en enkel nog maar langzaam(er) naar beneden gaat.

Halve rem

Zo ver mogelijk naar beneden wordt ‘volle rem’ genoemd. Als de handen zich op of net onder schouderhoogte bevinden, dan wordt dit ‘halve rem’ genoemd.

Flaren

Bij de landing wordt de voorwaartse energie omgezet in lift energie. (m.a.w. hoe sneller je gaat hoe zachter de landing) Op deze wijze kan je een zeer zachte landing bekomen. Flaren doet U door op 2 meter van de grond aan uw beide stuurlijnen te trekken. Landen doen we steeds tegen de wind, vandaar de T en de windzak. Als U bij het flaren iets te hevig bent, komt uw koepel in stall, en dan gaat U een harde landing krijgen. Om deze reden zijn de koepels van leerlingen zodanig afgesteld dat je ze niet in stall kan krijgen.

Swoop

Bij de landing een hogere snelheid dan normaal bekomen door aan 1 voorste hangriemen te trekken, en deze dan ook op tijd los te laten. (Een methode die we zelfs ervaren springers afraden).

Hook-in

Bij de landing een hogere snelheid dan normaal bekomen door op het allerlaatste moment een bocht van 180 graden, of meer, te maken. Deze methode van landen loopt nog steeds geregeld slecht af, en menig ziekenhuis heeft die “stoere springer” terug in elkaar moeten steken.

Parahouding

De houding waarmee een pararol wordt ingezet: benen tegen elkaar, knieën licht gebogen, en de voeten enigszins schuin ten opzichte van de beweging.

Pararol

Een manier van vallen, waarbij een rol gemaakt wordt. Op deze manier wordt zo mogelijk voorkomen, dat een parachutist bij de landing armen en/of benen breekt.

Fieldpacken

Dit is het bij-elkaar pakken van de parachute na de landing op een zeer snelle manier. Fieldpacken zou in principe veel sneller moeten gaan dan dat je uw parachute op een normale manier zou plooien.